Sinds een week zijn we aan het ‘housesitten’. Of beter mogen we het huis van de buren bewonen tijdens de verbouwingen in het onze. Tof, zo een beetje een vakantiegevoel hebben en dat gewoon in een huis in uw straat. Dat huis komt wel met een bewoner: een viervoeter genaamd Rex. En die moet elke dag ook eens buitenkomen.
Op een van de wandelingen met de Rex besefte ik dat de deeleconomie echt mainstream wordt.
Bewijzen: dozen voor voordeuren met gratis spullen of kleine pop-up bibliotheekkastjes met boeken die niemand wil lezen. Ik juich dat toe. En – je kent mij al – dat doet mij ook al eens overpeinzen.
Laat ons eens een hypothetische test doen: zet een doos oude rommel voor je deur met een duidelijk bordje: ‘gratis mee te nemen’. Ik geef het je op een blaadje: weinig passanten kunnen weerstaan aan de drang om erin te snuisteren. Een betrekkelijk percentage van de snuisteraars zal ook iets meenemen.
Ik weet dat bijna zeker omdat ik heel vaak mensen hun ogen zie fonkelen wanneer ik het over ‘open source’ heb. En dat komt omdat er een misconceptie bestaat, namelijk: dat open source gratis is.
Voor wie niet goed weet wat open source is. Kort door de bocht: opensourcesoftware is software die vrij te gebruiken is en die je kan aanpassen naar eigen wil.
Ik zeg: kort door de bocht, want het is een beetje complexer dan dat. En net daarom schreef ik er een blog over, want ik wil af van die misvatting dat je voor open source niet zou moeten betalen.
Benieuwd? Dat blogartikel vind je hier: